
Een terugblik op het artistieke leiderschap van Orwa Nyrabia
Na zeven jaar zwaait Orwa Nyrabia af als artistiek directeur van IDFA. Een moment om met hem terug te blikken op een periode waarin hij het festival op eigen, herkenbare wijze heeft vormgegeven.
Een internationaal documentairefestival als IDFA leiden betekent balanceren tussen koers houden en ruimte geven. Het is een rol waarin visie telt, maar ook het vermogen om goed te luisteren—om een artistieke richting aan te geven, zonder de deuren te sluiten. De artistiek directeur zet de toon, bepaalt de prioriteiten en verbindt zich aan de vragen van nu. Maar net zo belangrijk is open blijven staan: nieuwe stemmen verwelkomen, meebewegen met een snel veranderende wereld, en het lef hebben om het briljante idee van een ander te omarmen.
"Als ik terugdenk aan mijn eerste editie," zegt hij, "dan herinner ik me vooral hoe gedreven ik was. Niet alleen omdat ik anderen wilde overtuigen, maar vooral mezelf. Ik móest bewijzen dat ik dit kon. In die eerste jaren keek ik dan ook een ongezonde hoeveelheid films. Het was dwangmatig: nog even een film voor het ontbijt, dat soort dingen. Ik wilde alles weten. En hoe onzeker ik me vanbinnen ook voelde, naar buiten toe liet ik dat niet merken.”
Die spanning—tussen innerlijke twijfel en uiterlijke rust—typeerde zijn beginjaren. “Ik wilde niet dat het team dacht dat ik aan mezelf twijfelde. Dus besloot ik heel bewust: het eerste jaar verander ik niks. Eerst alles meemaken, alles zien, en dan pas voorzichtig gaan bijsturen.”

Orwa met Laura Poitras, Eregast van IDFA 2022
Toch begon het selecteren al snel met duidelijke voorkeuren. “Ik was streng—misschien iets té. Zeker bij de filmselectie was ik snel met oordelen. ‘Dit is geen goede film,’ zei ik dan gewoon. Maar gaandeweg werd ik genuanceerder. Ik begon te begrijpen dat cinematografische kwaliteit niet alles is—het vormt één van de aspecten, maar niet het hele verhaal.”
Wat hij vanaf het begin is blijven geloven, is het belang van oprechtheid en eigenheid. “Er bestaat zo’n klassieke kijk op cinema als iets met eer en gewicht: wat telt als serieus, wat hoort bij de kunst. Mensen maken daar dan tegenstellingen van—televisie versus film, kunst versus journalistiek. Maar dat zijn valse keuzes. Prachtige dingen kunnen uit allerlei vormen komen. De echte vraag is: is dit een oprecht en oorspronkelijk voorstel?”
En ja, zegt hij, die aanvankelijke strengheid ebde langzaam weg. “In het begin verdedigde ik mijn smaak op een manier die misschien een tikje kinderachtig was,” zegt hij met een glimlach. “Gaandeweg begon ik in te zien dat iedereen z’n eigen balans zoekt—tussen ethiek en esthetiek, tussen je persoonlijke stem en je maatschappelijke verantwoordelijkheid. En die balansen zitten vol tegenstrijdigheden.”
Ook het werken in Europa vergde een cultuuraanpassing. “In Syrië, in Egypte, of als onafhankelijke maker die tussen landen opereert, was film nooit gewoon werk. Het was een obsessie. Je werkte nachten door, gedreven door een idee dat je niet losliet. In Europa heerst een heel andere werkcultuur, met een duidelijke scheiding tussen werk en privé. Dat vond ik aanvankelijk echt vreemd—vakantie? Hoezo vakantie? We hebben werk te doen! Maar na verloop van tijd ben ik die benadering gaan waarderen. Gelukt om het zelf toe te passen is het niet,” lacht hij, “maar ik heb er wel respect voor gekregen.”

Orwa Nyrabia met Wang Bing, eregast van IDFA 2024
Na een jaar van observeren en leren begon Orwa zijn artistieke visie voor IDFA vorm te geven. Maar in plaats van directe hervormingen koos hij voor een geleidelijk, gezamenlijk proces van verandering. “Ik dacht: er moet een derde weg zijn,” legt hij uit. “Niet de directeur die alles van bovenaf doordrukt, maar ook niet degene die alleen maar het bestaande bewaakt. Iemand die verandering langzaam opbouwt, in dialoog met anderen. Zelfs de dingen waar ik nu het meest trots op ben, zijn niet precies zoals ik ze ooit had bedacht. Ze zijn collectief gevormd.”
Dat betekende dat er niets top-down werd ingevoerd. Zelfs structurele veranderingen, zoals het loslaten van individuele programmeursrollen ten gunste van een meer gezamenlijk systeem, vergden jaren van geduldige gesprekken. “Het heeft vier jaar geduurd om het team anders in te richten en het programma anders op te bouwen,” zegt hij. “Maar daardoor is het iets geworden wat écht gedeeld aanvoelt.”
Een duidelijk voorbeeld was het besef dat de sectie ‘Masters’ sterk overheerste in mannelijke en westerse makers—wat leidde tot een heroverweging van hoe prestige eigenlijk wordt gedefinieerd, en hoe IDFA kon toewerken naar een eerlijkere vertegenwoordiging. ‘Masters’ werd omgedoopt door ‘Signed’, en werd gedefinieerd als “de nieuwste films van de meest interessante hedendaagse makers van wie we het werk bewonderen en telkens weer reikhalzend uitkijken naar wat komt.”
Een andere belangrijke verandering was de introductie van de Envision-sectie. Orwa zag de noodzaak van een plek voor cinematografisch risico, los van de conventionele competitiecategorieën die vaak vooral het bekende belonen. “Festivals schuiven experimentele films vaak naar de marges—in randprogramma's die weinig publiek trekken, laat staan echte erkenning. Maar IDFA heeft de unieke positie om juist die films een volwaardig podium te geven.”
Hij noemt Chronicles of the Absurd als voorbeeld—een grensverleggende film die in 2024 de Envision Award won. “Precies zo’n film die elders waarschijnlijk over het hoofd was gezien. Maar binnen Envision konden we haar eren om wat ze is: ambitieus en radicaal oprecht. Dat is de kracht van ruimte geven aan werk dat zich niets aantrekt van de traditionele regels.”
Orwa en Simon(e) van Saarloos tijdens IDFA 2022
Tijdens zijn hele tijd bij IDFA bleef Orwa zich intens bezighouden met de verhouding tussen festivals en filmmakers. Makers beschouwen als “leveranciers”, vond hij problematisch. “Ze wachten soms maanden in onzekerheid. Hun leven staat stil. Dat is een vorm van machtsmisbruik—niet omdat we slechte bedoelingen hebben, maar omdat het systeem empathie moeilijk maakt.”
Onder zijn leiding en dankzij de inzet van het hele team werd een nieuwe aanmeldkalender ingevoerd, met duidelijkere deadlines en betere communicatie. Ook kreeg filmmaker support een nieuwe invulling: waar het eerst vooral een logistieke rol vervulde, groeide het uit tot een plek voor persoonlijke en inhoudelijke begeleiding. In diezelfde lijn veranderde IDFA Project Space van een trainingsprogramma in een op maat gemaakt traject voor artistieke ontwikkeling, met ruimte voor zowel creatieve coaching als mentale ondersteuning. Wat ooit als radicaal werd gezien, wordt inmiddels overgenomen door andere festivals.
Maar Orwa’s kritische blik richtte zich niet alleen naar binnen. Ook zijn visie op IDFA als culturele speler was scherp en geëngageerd.
“Machtsongelijkheid zit niet alleen in het selectieproces of in de manier waarop we makers ondersteunen. Het zit in de kern van wat een festival is: een poortwachter die bepaalt welke films gezien worden, en welke verdwijnen in de marge. Die kritiek is terecht. Instellingen als de onze hebben lang bepaald wat als waardevol wordt gezien, en filmmakers gevormd naar een bepaald model.”
Volgens Orwa moeten festivals zich daartegen blijven verzetten. Niet verstarren, niet automatisch reageren, maar ruimte blijven bieden aan tegenstrijdigheid en verschil. Aan voortdurende onderhandeling tussen artistieke vrijheid, maatschappelijke verantwoordelijkheid en institutionele macht.
“Het is niet aan ons om heldere antwoorden te geven of alles in nette kaders te plaatsen,” zegt hij. “Onze taak is om ruimte te maken. Voor ambiguïteit, voor risico’s, voor onenigheid. Dát is wat documentaire nodig heeft.”
Als het gesprek ten slotte op zijn vertrek komt, zegt hij met een glimlach wat hij níét zal missen: “Dat constante serieuze, altijd beheerst moeten zijn. Ik neem mezelf liever wat luchtiger dan deze rol toestond.” Toch kijkt hij met stille trots terug op de cultuur die hij heeft helpen opbouwen: een organisatie die durft te twijfelen en zich blijft aanpassen. “Niets hier hoeft in steen gebeiteld te zijn. Zelfs onze traditie moet open blijven voor verandering. Dat is de enige manier om levend te blijven.”